Het is alweer bijna twee jaar geleden dat ik de nieuwe bibliotheek in Overschie bezocht. In het houten gebouwtje aan de Burgemeester Baumannlaan waar de bieb uit de jaren vijftig stond, kon ik lezen zoveel ik wilde. Toen ik 12 jaar oud was, had ik de hele bieb ‘uit’.
Vorige week ben ik nog een keer teruggegaan naar mijn roots. Ik bezocht het flatgebouw aan de Blijvenburgstraat waar ik van mijn tweede tot mijn veertiende jaar woonde. De flat is grondig verbouwd: de kleine appartementen van toen zijn samengevoegd en ook de inpandige loggia’s zijn verdwenen achter glazen puien.
Mijn basisschool aan de Hoornweg staat er nog, dat wil zeggen, het gebouw, maar nu is er een vmbo-school in gevestigd. De kleuterschool lijkt nauwelijks meer op de omgeving waar ik mijn fijne eerste schooljaren heb doorgebracht.
Ook de tennisbaan ligt er nog. ’s Winters werd hij opgespoten met water en veranderde hij in de ijsbaan, waar wij met ons abonnement de hele winter konden schaatsen, elke middag na schooltijd en de hele kerstvakantie, want toen vroor het nog iedere winter.
De oude Overschiese Dorpsstraat ligt er nog in volle glorie. Niets lijkt hier verbouwd of afgebroken, behalve de oude varkensboerderij waar wij op zondag naar toe wandelden om aan de varkens te ruiken. Die bestaat niet meer.
De hervormde kerk, zo prachtig verbeeld op het schilderij ‘Gezicht op Overschie’ van de schilder J.H. Jongkind (te zien in Boymans), ziet er prachtig uit, net als de pastorie aan de overkant.
Opeens ontdek ik ter hoogte van nummer 68 een minibieb: een prachtige zelf gemaakte, oude, wit geverfde kast, bevestigd aan een oude donkergroene voordeur, helemaal gevuld met Nederlandse en vertaalde literatuur en non-fictie.