In een hoekje van de gezelligste werkplek van de stad bevindt zich sinds kort een bieb, filiaal van de Centrale Bibliotheek aan de Binnenrotte. Hier kun je een boek lezen of lenen, terwijl je wacht op je trein. Leuke aanbiedingen hebben ze: drie maanden gratis.
In de bakken staat het nieuwste boek van Jan Siebelink. Ook Maarten ‘t Hart, Karin Slaughter en Stefan Hertmans liggen er. Langs de wand kookboeken en Engelstalige romans. Op statafels de computers met de catalogus en internet. Een man scant zijn boek, Dat ik u kus van Griet Op De Beek.
‘Goede keuze, meneer,’ zeg ik. ‘Waar gaat u hem terugbrengen?’
‘Geen idee,’ zegt hij. ‘Gewoon hier, denk ik.’
Ik weet het ook niet, maar ik ga er vanuit dat het klopt.
Een paar dagen later spreek ik een bibliotheekmedewerker, druk bezig klanten wegwijs te maken in het leensysteem.
‘Wat is het druk hè,’ zeg ik.
‘Ja, geweldig,’ zegt ze. ‘En weet je wat zo leuk is? Deze bieb vervult ook een wijkfunctie voor het Oude Westen en voor Blijdorp. Daar zijn geen bibliotheken meer, en je merkt nu dat de mensen dat missen.’
Ze helpt de klanten, maakt een praatje, geeft advies, heeft nu geen tijd voor een interview.
‘Ik bel even de communicatiemedewerker voor je, dan kun je hem al je vragen stellen.’
Terwijl zij belt, kijk ik in het kloeke Karrevrachten pennevruchten van Kees van Kooten, dat in september uitkwam.
Ze geeft me haar telefoon en wijst naar een zachtgeel fauteuiltje.
De communicatiemedewerker neemt de tijd en vertelt dat dit een initiatief is van de bibliotheek en ProBiblio.
‘Net als in Haarlem, daar is de stationsbieb een groot succes.’
‘Dit ziet er nu al goed uit,’ zeg ik.
‘We hebben drie doelen: we richten ons op forensen en we willen omwonenden bereiken en we zijn een afhaalplek voor reserveringen, ook jeugdboeken. Inleveren doe je gewoon hier of in een andere bieb in Rotterdam.’
‘Ik zie dat de mensen het leuk vinden om hier een praatje te maken,’ zeg ik. ‘Is er elke dag iemand aanwezig?’
‘De bedoeling is drie dagen, op maandag, woensdag en vrijdag. Op de overige dagen blijft de bibliotheek onbemand, met wat summiere begeleiding vanuit de StationsHuiskamer.’
In de wachtruimte van de NS gonst de bedrijvigheid. Vorig jaar zat ik hier vaak in alle rust te schrijven op mijn laptop. Nu is er geen stoeltje meer vrij. Een booming plek.
De Stationsbieb hoort daar helemaal bij.